Eveliens PodiumPraat

Dans & theater door de ogen van Evelien van de Sanden.
Dance and theatre experiences by Evelien van de Sanden

Archief voor categorie ‘festival’

vrijdag 4 november 2016

Het ‘anders’ van urban

Geschreven voor oktober Dansmaand Tilburg, www.tilburgdansstad.nl

De Tilburgse dansmaand zit er op. Afgelopen maand was er een grote verscheidenheid aan dansstijlen te zien, van jonge makers en choreografen die al langer werken, binnen en buiten de theaters. Urban dans was één van die stijlen, maar kreeg extra aandacht door de conferentie Urban is anders, toch? die plaatsvond tijdens de dansmaand. Janny Donker van Stichting Loss had voor deze conferentie veel mensen uit de urban dansscene bij elkaar gebracht om aan elkaar te tonen wat er mogelijk is voor urban dansers die in het theater aan het werk willen. Want urban dans is anders dan de stijlen en vormen die we deze maand voorbij hebben zien komen. Of niet?

De naam ‘urban’ geeft al de belangrijkste eigenschap van de dans aan: hij komt van de straat. De dans is ontstaan in Amerika in de armste wijken van grote steden en deze straatcultuur is bepalend geweest voor de bewegingen. Dit geeft de dans zijn strijdlustige karakter, wat het beste te zien en voelen is tijdens een battle. Een dergelijke onveilige omgeving, wat de origine is van urban dans, is natuurlijk totaal wat anders dan een theater. Uit onderzoek van Janny Donker en uit de gesprekken tijden de conferentie Urban is anders, toch? blijkt dat steeds meer urban dansers de weg naar het theater willen opzoeken. Het is niet de eerste keer dat een dans van de straat zijn weg zoekt naar het theater. Deze maand kwamen bijvoorbeeld ook de Argentijnse mannen van Che Malambo op bezoek in Tilburg met een dans die gebaseerd is op duellerende gauchos. Het ziet er anders uit en komt uit een andere streek en situatie, maar met een vergelijkbare strijdlustige energie.

Het is wellicht wat simpel om alle dansstijlen die van de straat, vlakte of zelfs plantages komen over dezelfde kam te scheren. Er is nog een ander verschil, gelieerd aan het feit dat het van de straat komt, wat urban toch anders maakt. Door de vorm, de battle, leer je als urban danser al heel vroeg je eigen move, je eigen merk te maken. Je moet immers de tegenstander verslaan, en daarvoor moet je meer in huis hebben dan bewegingen die je gekopieerd hebt van anderen. Daar waar klassieke of moderne dansers eerst jaren lessen volgen op dansscholen voordat ze naar een dansacademie gaan en misschien ervoor kiezen om choreograaf te worden, worden urban dansers vanaf het eerste moment uitgedaagd om zelf bewegingen te maken. Deze zelfgemaakte moves, flips en freezes zijn uniek voor elke danser. Choreograaf Guilherme Miotto was ook aanwezig bij de conferentie en tijdens de dansmaand te zien met een duet uit zijn work-in-progress Faster in het programma On the move. Voor zijn stukken werkt hij samen met zowel moderne dansers als urban dansers. Hij maakte bijvoorbeeld de solo Rise Up met wereldkampioen breakdancen Menno van Gorp. Tijdens de conferentie sprak hij kort over zijn ervaring met het werken met urban dansers. Hij zei dat geen andere soort danser zo’n drive heeft om zichzelf te ontwikkelen en nieuwe bewegingen te maken als een urban danser. Dit klinkt als de ideale eigenschappen voor een nieuwe maker in het theater.

Enkele van de jonge makers en dansers met ervaring in het theater werd tijdens de conferentie gevraagd wat het grote verschil is tussen dansen in een battle en in een theater. De antwoorden kwamen vrijwel allemaal overeen: tijdens een battle krijg je een paar minuten de tijd waarin je voluit moet gaan om je tegenstander te imponeren. In het theater heb je een halfuur of een uur om jezelf te laten zien, en dus ook de rust om meer te laten zien dan alleen die strijdlustige energie. Dit is voor vele jonge urban dansmakers de reden waarom ze in het theater willen staan.

Maar het theater is een totaal andere omgeving dan de straat of een battle: juist kwetsbaarheid heeft de meeste overredingskracht en de vraag wat je wil overbrengen aan het publiek, staat centraal Als voorbeeld zagen we deze maand een presentatie van Woman Hood van Lisa Freudenthal en de voorstelling THE BOLD, THE BOUND & THE BRITTLE van Jelena Kostic. Twee werken waarin de vrouwen zich helemaal blootgeven om tot de kern van vrouw-zijn te komen. Een duidelijk thema waar het verder gaat dan alleen het tonen van wat een vrouw kan, maar ook onderliggende emoties te zien en voelen waren, zoals vriendschap, doorzettingsvermogen en geborgenheid. Dat is heel wat anders dan het showen van je zelfgemaakte moves, flips en freezes.

Een stap die Johnny Lloyd heeft getracht te maken met zijn werk Other tales from the underground, een voorstelling die ook te zien was tijdens deze dansmaand. Hierin mixt hij urban dans, lindy hop en jazz dans met elkaar onder het thema technologie en de invloed en rol ervan in ons leven. Samen met live muziek, een hoog, zilver decorstuk en donker lichtontwerp is er veel te zien en horen. Toch voelt het als een oppervlakkig werk: het mist bezieling en emotie. En dat is misschien wel de grootste stap die de urban dansers in het theater moeten maken. Van het show element, de bewegingen tonen, naar emotie en betekenis doorgeven via de dans.

Laten we niet vergeten dat urban dans, vergeleken met andere stijlen zoals moderne of klassieke dans maar ook salsa of tango, nog jong is. Het bestaat slechts ongeveer veertig jaar. Je zou kunnen zeggen dat urban nog zoekende is om zijn weg te vinden in de bestaande structuur en tussen de al langer bestaande vormen en stijlen. Tijdens de conferentie lag de nadruk dan ook vooral nog op de vragen: wat is er, wie is er en wat is er mogelijk? Er waren veel mensen: makers die al enige tijd theater maken, jongere makers die de stap net maken of willen maken;, docenten van MBO en HBO opleidingen die een urban tak hebben dansers die kwamen optreden, beleidsmedewerkers van gemeenten en van fondsen. Allen kwamen ook (kort) aan bod om te vertellen wat zij doen om urban dans te stimuleren. Veel verder dan dat kwam de conferentie niet, waardoor het meer weg had van een showcase voor urban dans, dan een moment om dieper met elkaar in te gaan op de ontwikkeling van deze stijl aan de hand van verschillende invalshoeken.

Wat tijdens de conferentie door onder andere Wies Bloemen hardop werd gezegd is: waarom duurt het zo lang? Ze snapt niet waarom er nog niet meer vooruitgang geboekt is voor de urban dans in de Nederlandse theatersector. Waarom zijn er bijvoorbeeld niet meer dansgezelschappen gespecialiseerd in urban dans. Is dat ongeduld of heeft ze hier een punt? De opleidingen, gemeenten en fondsen lopen natuurlijk altijd wat achter de nieuwste ontwikkelingen aan en daarvoor moet je eerst een aantal jaren heel hard roepen en jezelf laten zien om opgemerkt te worden. De gemeente Eindhoven kreeg ook spreektijd tijdens de conferentie als voorbeeld van een gemeente waar meer ruimte is voor urban. Daar was de conclusie: urban is niet anders, maar je moet wel risico durven nemen. Want de urban dansmakers zijn erg eigenwijs, ze zullen dingen op hun eigen manier doen. Je moet erop durven vertrouwen dat, ondanks de misschien andere werkwijze, er toch een leuk en sterk eindproduct zal zijn. De Gemeente Eindhoven is dus een bijzondere in hoe zij, ook in hun beleidsplannen, vertrouwen geven aan hun (jonge) urban artiesten. Binnen de urban dansscene zijn er nog niet veel groepen of mensen waarin men een rotsvast vertrouwen heeft wat betreft artistieke kwaliteit. Dat is er bijvoorbeeld wel voor Introdans, de groep die met Tutti te zien was tijdens de dansmaand. Zij verzorgen al jaren een bepaalde kwaliteit en hebben daardoor naam gemaakt in Nederland en internationaal. Waarom is het urban dansers nog niet veel gelukt om buiten hun eigen scene naam te maken in de Nederlandse theatersector? Is het gemis aan artistieke kwaliteit of aan vertrouwen van de gevestigde groepen en instanties in een andere werk- en denkwijze, of gaan die hand in hand?

Het lijkt alsof de urban dansers zelf het label ‘anders’ graag willen hebben en behouden, maar tegelijkertijd een plek willen innemen binnen de bestaande opleidingen en instituten. Dat kan, maar daarvoor moeten ze de bestaande theater- en dansinfrastructuur beter leren kennen, om vervolgens hun eigen plek erin te vinden of ervoor te kiezen andere paden te belopen. Ga meer praten met makers die structureel met de fondsen en opleidingen werken; ga meer kijken naar voorstellingen van bijvoorbeeld Introdans of Wim Vanderkeybus, ook te zien tijdens deze Tilburgse dansmaand, die wereldfaam genieten. Durf die kruisbestuiving aan te gaan in plaats van binnen je eigen scene te blijven. Niet om te kopiëren of te veranderen, maar om die kennis en vaardigheden op te doen om zo in het theater je eigen taal te leren spreken.

Gezien: Snow white en de 7 breakers van Danstheater AYA
op 19 oktober 2016 in Theaters Tilburg

Geschreven voor oktober Dansmaand Tilburg, www.tilburgdansstad.nl

Deze Tilburg dansmaand heeft als overkoepeld thema ‘Challenging the frame’: de bekende kaders van dans erkennen en beproeven. Ik heb Snow white & de 7 breakers van danstheatergroep AYA gezien en vroeg mij af of dit overkoepelende thema ook geldt voor deze familie dansmusical. In hoeverre daagt regisseuse Wies Bloemen ons uit om anders te kijken?

Bij binnenkomst in de zaal is gelijk duidelijk dat het hier een musical betreft. Het decor bestaat uit hoge zuilen en een trap waardoor je niet veel fantasie nodig hebt om er een sprookjesachtige balzaal in te zien. Ook typisch musical, en wat we gewend zijn aan het sprookje, is dat de eerste scène begint met een lied van de zwangere moeder. Dan komt de vader de koning op en worden we geconfronteerd met iets nieuws: terwijl de moeder bevalt en sterft toont de vader zijn zenuwen door middel van popping. De schokkende schouders en armen versterken het verdriet om de gestorven moeder, bewegingen die erg goed passen bij de emotie van de koning. Al snel wordt hij bijgestaan door zes mannen verkleed als wachters van het paleis, die met de baby Sneeuwwitje in hun armen breakdance flips en freezes maken. Geen showdans, maar breakdance en hiphop stijlen zijn samen met moderne dans de kern van deze voorstelling.

Dan verschijnt de stiefmoeder op het podium, of beter gezegd: de twee stiefmoeders. Iedereen die ooit naar een musical is geweest, heeft gezien dat dansen en zingen eigenlijk niet tegelijkertijd gaan. Een zingende hoofdpersoon danst bijna nooit echt mee, en wanneer hij of zij dat wel doet, hoor je dat al snel dat de stem wat meer moeite heeft om lucht te krijgen. Wies Bloemen heeft daar iets op bedacht. De twee hoofdpersonen, Sneeuwwitje en de stiefmoeder, worden beide vertolkt door twee mensen tegelijkertijd: een zangeres en een danseres. In het geval van de stiefmoeder zijn dat Joanne Telesford als zangeres en Andrea Beugger als danseres. De vrucht hiervan is dat dans een grotere rol kan spelen in elke scène, naast de zang, die het verhaal en emoties uitspreekt. Zo blijven de ontwikkelingen duidelijk maar heeft dans een hoofdrol in het werk. Slim bedacht. Toch is het ook verwarrend, want wie ga je volgen? Hoewel het dezelfde rol is, vraagt dans een andere manier van kijken dan zang en spel. Daarnaast gaat het om verschillende mensen, die los van hun rol of uiterlijk ook altijd een andere uitstraling hebben. Zoals elke speler, danser of zanger een eigen x-factor meebrengt in een werk. Hierin daagt Bloemen ons weer uit om buiten het bekende mee te gaan. Ze geeft zangeres en danseres even grote rollen in het vertolken van de stiefmoeder en Sneeuwwitje. Het is aan ons om ze samen te smelten.

Behalve dans staan musicals ook bekend om de lekkere meezing-nummers, pakkende melodieën en herhalingen. Ook daar heeft Bloemen iets op bedacht: in plaats van nieuwe nummers heeft ze Sophie Kassies gevraagd nieuwe teksten te schrijven op bekende nummers. Dat heeft Kassies bijzonder sterk gedaan. Niet alleen met de Nederlandse teksten op de melodieën, maar ook in de keuze van de nummers bij de rol, scènes en emoties. Zo kiest ze Proud Mary van Aretha Franklin voor de woede van de stiefmoeder en de Cup-song van Anna Kendrick voor een eenzame, dromerige Sneeuwwitje. De melodieën en energie van de liederen zijn al bekend en pakkend maar de teksten nieuw, waardoor ze een nieuw, spannend jasje krijgen.

Voor de echte breakdance liefhebber begint de show na de pauze pas echt. Dan is het tijd voor de 7 breakers! Sneeuwwitje is achtergelaten door de jager en wordt opgevangen door 7 breakers, die uit stenen tevoorschijn komen en om de beurt zichzelf voorstellen. De typetjes van de breakers worden bepaald door hun dansstijl. Tegelijkertijd heeft Alida Dors, de choreografe voor de breakdancers, typische ‘dwerg-motieven’ in de dans verwerkt, zoals clownesk lopen en tegen elkaar op botsen. Een ideale en erg grappige mix van bekend en nieuw.

Zoals bij elk sprookje heeft ook deze voorstelling een gelukkig einde. Alleen dan eentje waarbij één van de breakers Sneeuwwitje redt en ook slechts één van de twee Sneeuwwitjes de redder mag kussen. Het is toch even wennen, een dansmusical met dubbele personages en bekende nummers. Saai is het in ieder geval niet. Door de castingkeuzes van Wies Bloemen daagt Snow white en de 7 breakers haar publiek uit anders te kijken en door de mix van moderne dans en breakdance worden de grenzen van dansstijlen bevraagt en vervaagt. Zo worden onze verwachtingen van het genre musical succesvol op de proef gesteld. Frames challenged.

Gezien: Kolmaskop van Guillem Gefaell Alsina
op 25 juni bij IT’s Festival in Amsterdam

Geschreven voor International Young Makers in Action, www.iyma.eu

Eight sailor robes hanging from the ceiling, a sewing machine on a table surrounded by more robes and one actress: that’s all Guillem Gefaell Alsina and his crew use in the performance Kolmanskop. During the performance, Laura Tamayo Franch shares with us in Spanish, standing behind a microphone, how and when she started to question her own identity, by telling personal and metaphorical stories. Her stories become more beautiful and impressive when she starts to move around. The verbal also becomes physical and visual when she rearranges and plays with the robes as if they represent parts of her identity.

Laura addresses several aspects: personal stories, history in general, conversations with her mother, death and the elements such as water and earth. They all represent fragments of the journey she had to take in the search for her identity. The name Kolmanskop is a reference to a ghost town in Africa that was run over by the desert. A reference that adds more depth to the performance for example about the loneliness you can come across when you question your own identity and how you sometimes must surrender to it. Parts of the text are repetitious and poetic, for example at the point when she tells us how you must let the desert look at you, to help you find your peace and truth in yourself.

There are so many aspects addressed, too many to give each aspect the attention it needs for the performance to have a definite core or for it to become reflective. On the other hand, you could say identities are also complicated and not clear. Altogether Alsina and his crew show us that by combining the different elements of theatre, he can ‘tell’ more than a story and ‘show’ more than a picture, what makes Kolmanskop a textual and visual attractive performance.

Geschreven voor International Young Makers in Action, www.iyma.eu

Dawn P. Robinson was born and raised in Germany, but she has British parents and lived in the U.K. for the last two years. In her master graduation piece ‘When I think of you I think of … Dentist’, she tries to become a proper British person by completing a few typical British challenges. After the second performance during ITS festival, I asked her about the idea behind the piece, her motivation as a theatre maker and her future plans.

When did you decide that you wanted to make theatre yourself?
When I studied acting in Austria, we went to this theatre festival in Croatia. There were some groups from the U.K. as well, and their pieces seem much more personal and not so much trying to be in a character: rather being themselves. I thought that was really interesting. I didn’t enjoy being an character so much in acting school, I always had the impression that I could either make it right or not. I don’t think art should be about making something right. So I decided to do a masters in the U.K. to see how they work and how they approach theatre.

Is this a biographical performance?
Yes: when I was in Germany, I was ‘the British girl’, and in the U.K. I’m ‘the German’. That’s annoying! It’s a biographical motivation. It’s not that I want to be a specific nation, but I wanted to make fun of it a little bit. I also put some clowning into it, because that’s what I really enjoyed.

How did you choose the challenges?
I made a questionnaire before I stared to create this show and I send it out to British people and non-British people, with questions about typical British things. From the answers I created the show, that was my inspiration. And I add things I found really shocking when I moved there, like how they dress when they go out. That’s crazy!

The first few challenges are cliché, traditional, British things. But at the last challenge, Brexit (the U.K. wanting to leave the European Union) comes up: a current issue. Why did you use this?
When I created the show, it was already decided that there was going to be a referendum. I think it’s important to address current issues in art. That’s why I want to do theatre. I also wanted to show a serious side of it.

What are your plans for the future?
I want to be more integrated in theatre. I want to do a training in theatre education so I can work with children and refugees, because I think it’s great that they can learn to be together and work together. Theatre is about coming together.

Geschreven voor Moving Futures Festival, www.movingfutures.nl

Hilde Elbers maakte in 2014 samen met Lea Martini het duet genaamd The Animated. In een interview met haar vertelt ze wat dans voor haar betekent, wat ze met The Animated wil laten zien en/of laten ervaren en naar haar visie op de maatschappij. Behalve praten over The Animated, laat ze in een repetitie een deel van haar nieuwe werk laten zien, wat in maart in première gaat.

Voor Hilde Elbers is dans altijd De manier geweest om zich te uiten. “Expressie via het lichaam is voor mij altijd een noodzaak geweest. Alsof ik de wereld ervaar door mijn lijf. Ik kan emoties uiten door middel van dans, die in woorden niet goed uit te drukken zijn.” Het verschil tussen je verbaal uiten of via dans ligt aan het communicatiemiddel, het lichaam, meent Hilde. “Daarin zijn wij als mens ook allemaal gelijk. We doen en ervaren ons leven door ons lijf.” Wat Hilde aangeeft over de waarde van dans voor haar, geldt ook voor haar choreografieën: “Daarin kan ik dingen vertellen, uiten of aanraken die verbaal onmogelijk zijn.” Een voorbeeld hiervan is hoe we als mensen contact met elkaar leggen. Dans als kunst kan haar ook veel leren, vertelt ze. “Elke kunst die je maakt, raakt iets in jou, waarmee je je verbindt en je dus ook geconfronteerd wordt. Soms is het werk mijzelf vooruit. Dan komen er gegevens terug in het werk die ik in mijn dagelijks leven nog moet leren of waarvan ik me voorstel dat veel mensen die in hun dagelijks leven tegenkomen. Het gaat heel erg over hoe wij met elkaar leven en met situaties en emoties om gaan.” Dit laatste geldt ook voor haar laatste werk, wat geprogrammeerd staat tijdens Moving Futures festival: The Animated.

De imperfecte geanimeerde mens
In The Animated zien we Hilde en Lea die onder begeleiding van een harde beat bewegingsfrases herhalen, terwijl die telkens net iets veranderen. Deze bewegingen komen voort uit herkenbare situaties zoals het zitten op stoelen of het uitrekken van kleding. De inspiratiebron voor deze choreografie is het werk van de filmmaker Martin Arnold, wat ook The Animated heet. Arnold bewerkt korte stukken film waarin eigenlijk alleen alledaagse dingen gebeuren. Dit stukje film herhaalt en bewerkt hij dan extreem ritmisch. “Dat wat Martin Arnold doet in zijn films, hebben wij eigenlijk gebruikt voor de bewegingen. In relatie tot The Animated zijn we heel erg vetrokken vanuit het concept film, waarin alles perfect blijft. Dat kan je 1000 keer afspelen, maar dat blijft hetzelfde. Als wij als menselijk lichaam dingen herhalen, blijft het niet hetzelfde. Dat verandert, dat gaat zweten en dan komen er andere lagen naar boven. Ook al proberen we het zo goed mogelijk en zo precies mogelijk te herhalen, toch blijven we mens. We zijn de imperfecte animatie.” Door de herhaling en verandering in de dansfrase, spelen Hilde en Lea met de betekenis van een beweging of scène, en met de vraag wat of wanneer iets menselijk is. “We proberen te spelen met de perceptie van het publiek. Door middel van de beat en een hele trits aan emotionele gesteldheden die voorbij komen, proberen we een soort kinesthetisch empathie te creëren. We hopen eigenlijk dat het publiek de tijd heeft om daarnaar te kijken en deelgenoot van te zijn.” De constante verandering, die Hilde en Lea met dit werk graag willen laten ervaren door het publiek, is volgens Hilde vergelijkbaar met het leven, waarin situaties of emoties in golven voorbij komen en weer passeren. “Alsof we samen een reis maken waardoor we elkaar beter begrijpen.”

Perfectie versus kwetsbaarheid?
Volgens Hilde hebben we op dit moment heel vaak een masker op naar de buitenwereld. Alles moet goed en leuk zijn, in plaats van dat we ook kwetsbaar mogen zijn. “Wat voor mij heel erg speelt is de constante drive om perfect te zijn en van alles te moeten de hele tijd. Het is bijna alsof je geleefd wordt en alsof we steeds meer een hoofd worden in plaats van een lijf wat mag voelen. Steeds meer mensen lijken voor het voelen weg te lopen. Zelf vind ik gevoelens verdragen ook niet altijd gemakkelijk. We zijn bang voor verdriet, eenzaamheid, woede: de emoties die zogenoemd slecht zijn of niet gewenst. Daar verzinnen we dan plaatsvervangend gedrag voor: dan gaan we op Facebook of op vakantie. Alles om maar niet stil te staan.” Met The Animated, maar ook haar nieuwe werk, wil Hilde graag dat masker afzetten, zowel zelf als bij het publiek. “Ik wil eigenlijk op zoek naar een echte verbintenis tussen mensen. Niet onze verschillen benadrukken, wat nu zo veel gebeurd. Maar wat we gemeen hebben. Kijken of we veel puurder in contact kunnen zijn. Ik geloof dat openheid openheid promoot. Het afleggen van de laagjes, en hoe we steeds meer vanuit onszelf kunnen communiceren.” Als we allemaal meer vanuit onszelf zouden communiceren in plaats van wat we moeten voelen en uiten, zouden zaken veel soepeler verlopen, denk Hilde. “Dat is wat ik graag wil bereiken. Dat er ruimte en plek mag zijn voor kwetsbaarheid. Ik denk dat veel dan veel beter gaan lopen en dat er minder jaloezie hoeft te zijn, minder onderhuidse woede.”

Nieuw werk
Ook in haar nieuwe werk, met als werktitel A manual of walking, wil Hilde het publiek uitdagen om met haar mee te gaan en echt contact te maken. Het thema van dit stuk is herstel en de veerkracht van de mens. Hoe gaat de mens om met het leven wat constant verandert en wanneer zekerheden wegvallen? A manual of Walking wordt een avondvullende solo en gaat 10 maart in première in De Nieuwe Vorst in Tilburg.

Geschreven voor Moving Futures Festival, www.movingfutures.nl

Wat is postmoderne dans en hoe ervaren wij dat? Dit was de vraag die centraal stond tijdens de workshop The Work in dialogue op vrijdag 13 november in de salon van de stadsschouwburg Amsterdam. Zeynep Gündüz en Sanne Wichmann leidden deze workshop waarin ze theorie en praktijk combineerden. Het doel was om de hedendaagse dans, en specifieker de choreografieën van de jonge makers die geprogrammeerd zijn tijdens Moving Fututres Festival, te bespreken en begrijpen.

Verschillende Sylphides
De workshop begon gelijk met een opdracht. We moesten rondlopen door de kleine ruimte en wijzen naar opvallende elementen. Hierdoor waren we gelijk scherp en in actie gezet. Vervolgens werden er op projectieschermen twee versies van Les Sylphides getoond: de originele van Michel Fokine en de versie van Nicole Beutler uit 2007. Wat is het verschil? Welke elementen zijn daarin belangrijk? Met elkaar bespraken we de kleding (balletjurk versus gewone kleding), de dansrichting van de dansers (frontaal versus rondom), de plaatsing en participatie van het publiek (afstand tussen podium en stoelen versus leunen op publiek voor draaien bijvoorbeeld). Vanuit daar spraken we al snel over het verschil tussen ballet en moderne dans, namelijk dat een balletdanser licht als een veertje moet lijken terwijl de moderne danser ook zwaartekracht mag voelen en mag zweten.

Aristoteles versus Lehmann
Vanuit deze verschillende versies van Les Sylphides maakte Zeynep het bruggetje naar de theorie van Hans Thies Lehmann genaamd ‘postdramatisch theater’. Dit is theater waarbij de regels van Aristoteles betreffende de tragedie, het drama, niet meer gelden. Bijvoorbeeld een werk zonder duidelijk verhaallijn met begin, midden en eind en geen verdeling in karakters die op een logische wijze ontwikkelen. Deze theorie van Lehmann is op dit moment nog altijd een belangrijke leidraad voor hoe we naar alles in het theater kijken, volgens Zeynep. Het geeft makers een heleboel vrijheid, bijvoorbeeld om het publiek te erkennen in plaats van de bekende vierde wand, en ze ook te gebruiken in hun werk, zoals Nicole Beutler deed door een danser op iemand in het publiek te laten leunen tijdens de dans.

En… actie
Voordat we een praktische opdracht kregen om hiermee aan de slag te gaan, keken we naar Boy o boy 2 van Connor Schumacher en Deu$/ex\m4chin4 van Fernando Belfiore. Beide makers staan geprogrammeerd tijdens Moving Futures festival dit jaar. We keken naar de aspecten betekenis (van spullen en gebaren/gewoontes), tijd en publieksparticipatie. Hoe gebruikt Schumacher de associaties van klassiek ballet in dit werk? Hoe wordt de mobiele stofzuiger in het werk van Belfiore ingezet en wat betekent dat? Vervolgens was het tijd voor wat actie. Sanne gaf ons de opdracht om onze naam en een gevoel in te vullen in de zin “My name is … and I feel …” en er een korte beweging of frase bij te bedenken. Dit gingen we vervolgens voor elkaar opvoeren, maar met kleine aantekeningen van Sanne erbij. Bijvoorbeeld drie tegelijkertijd terwijl ze verspreid door de ruimte staan of specifiek gericht naar iemand anders van de groep of terwijl ze naar het publiek toe of van het publiek weg lopen. Wat doen die verschillende aantekeningen met de perceptie van de beweging en de zin? Wanneer raakt het je meer of voel je je ongemakkelijk?

Hoe wij dans ervaren
Door deze opdracht en de vragen eromheen, ontstond er een levendig gesprek en/of discussie over de voorwaarden voor dans om je te raken. Is het al intiem als een danser dichtbij staat of is daar meer voor nodig? Kunnen wij, nu we zo gewend zijn om via een scherm iets te zien, een groot werk waarbij de vierde wand actief is, zoals het zwanenmeer, nog als ‘live’ zien? Of kijken we daarnaar zoals naar de televisie? Wat is eigenlijk de essentie van het verschil tussen ‘live’ kijken en via een camera? En als we spreken over je intiem en/of ongemakkelijk voelen, hoe belangrijk is het dan dat je weet dat het een danser/performer is? Wat is er nodig om een publiek mee te laten doen? Moet je sterk aangestuurd worden of juist vrijgelaten om de keuze zelf te kunnen maken?

Postdramatisch gesprek
Helaas moest de workshop na vijf kwartier aflopen, want er waren nog veel aspecten waar we langer over hadden kunnen praten en/of uit te proberen op de vloer. Binnen die vijf kwartier hebben we zelf ervaren hoe het voelt om op te treden in verschillende vormen en onze ervaringen daarvan als publiek met elkaar kunnen delen en bevragen. Dit alles met de theorie van postdramatisch theater in ons achterhoofd.

Geschreven voor Moving Futures Festival, www.movingfutures.nl

Yonder van Jasper van Luijk ging afgelopen vrijdag 30 oktober in première en is “een choreografie over de onoverkomelijke relatie tussen mens en tijd”. Tijd, zo geeft Jasper toe, is en blijft een ongrijpbaar aspect. Dat fascineert hem en daarom hij heeft besloten om er een jaar onderzoek aan te wijden. Hoe en op welke verschillende manieren kan je tijd ervaren en hoe ligt de relatie tussen performer en publiek als het gaat om de beleving van tijd? Yonder is de eerste van drie choreografieën die in het teken staan van dit onderzoek. “Het is niet dat ik een conclusie over tijd wil aangeven aan het publiek, want daarvoor is het veel te ongrijpbaar voor mij. Ik heb geprobeerd verschillende facetten vorm te geven”.

Cylci en tijdssprongen
De meest gebruikte manier waarop we ‘tijd’ kennen is de meetbare manier: jaren, dagen, uren, seconden. Dit hebben we ook nodig om ons leven structuur te geven, meent Jasper. “Maar wat als je dat uit elkaar zou trekken. Misschien kunnen wij niet bepalen wat het begin en het einde van iets is.
Wat als je tijd zou zien als cycli.” Hiermee doelt hij op een cyclus zoals de seizoenen en dat wanneer iets sterft, het weer voedsel is voor iets of iemand anders om van te leven. Dit zijn twee manieren om naar tijd te kijken, die Jasper de lineaire tijd (uren, dagen) en de circulaire tijd (cycli) noemt. Behalve deze twee gebruikt hij nog een andere belevingen van tijd wat hij gefragmenteerde tijd noemt: “Gefragmenteerde tijd heeft voor mij te maken met wat je meemaakt en wat je niet meemaakt.” Het is de benaming van sprongen in je tijdsbeleving, zoals een dejá vu, jetlag, black-out of het gevoel dat het al 11 uur zou moeten zijn, terwijl het nog maar 8 uur is, of andersom. “Eigenlijk zijn het die drie belevingen van tijd, en daarin altijd een cyclus van geboorte en sterven, of een gevecht daartussen, wat we proberen neer te zetten.” Deze drie vormen van tijdsbeleving zet Jasper in Yonder dus in relatie met een bepaalde tijdsspanne van één mens: van geboren worden, groeien en sterven. Hierdoor benadrukt hij ook het menselijke van het ongrijpbare aspect ‘tijd’.

Vertrouwen en keuzevrijheid
Voor zover de theorie en achtergrond. Hoe is Jasper hier nu mee aan de slag gegaan? “Ik schrijf een concept en dan vraag ik [aan Jefta]: vind je dit interessant en kan je hier iets mee? En hij ging hier gelijk heel erg in mee.” Het repetitieproces is altijd een samenwerking, vind Jasper, tussen hem en zijn danser(s). Hij vindt het daarom belangrijk dat er een goede vertrouwensband is tussen hem en zijn danser(s) en laat ze veel vrij om zelf in te vullen. “Ik ben de laatste twee jaar erg op zoek naar welke keuzes je als danser maakt binnen het materiaal: hoeveel vrijheid en ruimte kan je opzoeken als performer in timing, energie, introvert/extrovert. Wel trouw blijven aan de bedoeling van het werk, maar daarbinnen als performer het actuele moment erkennen en zeggen: wat ga ik doen om mezelf te verassen terwijl ik perform, in plaats van doen wat ik moet doen.” Bijvoorbeeld voor de openingsscène van Yonder. In deze scène maakt Jefta een bepaalde ontwikkeling door, hij groeit van ontwaken/geboren worden tot volwassen/rechtop staand, waarvoor hij het licht en de muziek gebruikt. De aspecten van deze scène staan vast, maar de exacte bewegingen en tijd die Jefta nodig heeft om deze ontwikkeling zo eerlijk mogelijk te doorgaan, en hierin het publiek mee te nemen, is aan hem. Daardoor zal de scène de ene keer negen minuten duren en de andere keer elf. Voor Jasper is het belangrijkste dat hij het publiek mee kan nemen in zijn beleving.

Vrijelijk associëren
Dit gegeven, waarin hij dansers zelf in het moment keuzes laat maken, gebruikt Jasper voor veel van zijn voorstellingen. Het beoogde effect is dat het nooit een enkel herhalend werk wordt, maar het spannend blijft voor de danser(s) en hemzelf. Want, geeft Jasper aan, het is misschien niet mogelijk om tijd te manipuleren, maar het is wel mogelijk om keuzes te maken over wat je met je tijd doet en hoe je het beleefd: “Vaak leef je maar gewoon een beetje. Je wekker gaat en je moet wat op die dag. Zonder bewust te zijn. Ik geloof niet dat je tijd kan manipuleren maar je kan wel jezelf manipuleren ten opzichte van de tijd die je beleefd of de tijd waarin je bepaalde keuzes kunt maken.” En dat laatste is voor performers erg interessant, vind Jasper. “Je kunt dan elke keer heel actueel keuzes maken die je niet meer kunt terug nemen en die je wel deelt met het publiek.” Wat voor Jasper nieuw is aan deze choreografie, in vergelijking met zijn vorige werk, is dat hij de blik van de kijker niet te veel wil sturen. “Het eerste wat je moet doen als je het hebt over tijd, is de mensen de tijd te geven om in de beleving te komen. Om een studie naar detail te doen of te kijken: wie is die performer, kan ik daarbij?”, zegt Jasper. Door het publiek een langer moment te geven om te wennen aan bepaalde scènes, laat hij ze vrijelijk associëren en kennis maken met de verschillende facetten van tijd. Hij wil daarin ook niet vertellen wat zijn visie is, maar het publiek meenemen in de verschillende fases van de tijdsbeleving van de danser.

Ruimtelijke tijd
Tijd krijgt in het werk van Jasper ook een duidelijke ruimtelijke vorm. In Yonder is dat voornamelijk door het gebruik van licht op en rond het lichaam van de naakte danser. De invulling van de ruimte bestaat uit een stuk of zes lampen die hangen aan lange draden, waardoor Jefta ze zelf in beweging kan brengen. “Als je drie lampen een zwengel geeft in de ruimte en je ziet de lichten verplaatsen en zoeken, dan krijg je een hele andere notie van tijd. Je kunt met de hardheid of zachtheid van het lichaam in combinatie met licht en geluid mensen laten schakelen naar een andere tijdbeleving”, vertelt Jasper. In zijn aankomende werk, deel twee en drie van het onderzoek, wil hij dit verder gaan uitwerken, door ook de relatie tussen tijd, dans en technologie te bevragen.

Tijd is soms een raar gegeven. De ene keer zit je je te vervelen en lijkt de tijd wel eeuwig te duren, de andere keer gaat het voorbij zonder dat je het doorhebt. En ook de beleving van die tijd kan heel erg verschillen. Je hebt dagen dat je het idee hebt dat je niets hebt gedaan of hebt beleefd (misschien heb je ook werkelijks niets gedaan), en dagen dat je voor je gevoel zoveel ervaart dat je ’s avonds verbaasd bent dat datgene wat je ’s ochtends deed niet een week geleden is. Kennen jullie dat?

Nu, de dinsdag na 2,5 maand kantoorwerk, 4 hectische voorbereidingsdagen, 11 dagen festival en één dag afbreken, ben ik ondanks mijn verwachtingen toch weer verbaasd over hoe mijn tijdsbeleving is geweest.

De eerste week, van 13 t/m 20 mei, ging de tijd heel snel, maar had ik tegelijkertijd ook het idee dat ik hetzelfde deed wat ik normaal gesproken in een maand doe! En ik ben niet iemand die op een normale dag de hele dag in bed blijft liggen. De tweede week was een stuk rustiger voor mij waardoor mijn belevingstijd wel vergelijkbaar was met een normale dag. De letterlijke werktijd kon nog altijd oplopen tot 15 uur op één dag, maar dan kon ik wel tussendoor voorstellingen zien en even uitbuiken na het avondeten. Zo heb ik midden in de nacht de kleding van de groep van Sebastian Matthias staan wassen en metallic linten gezocht en gekocht voor Jeremy Wade. Ook heb ik talkshowgasten ontvangen bij Paradijs van de Warme Winkel en Dood Paard, en een Q&A moderator bij de voorstelling van Jeremy Wade. Hopelijk heb ik de groepen en bands blij gemaakt met vers fruit of bier. Kortom: van alles.

Een ander gek iets aan de tijd die verstrijkt tijdens een dergelijk festival is dat je behalve als je slaapt, altijd werkt. Je kan elk moment gebeld worden om iets te regelen en dan doe je dat ook gelijk, onder andere omdat je een later moment weer met iets nieuws bezig kan zijn. Je bent non-stop op/bij/van het festival. En dit is heerlijk. Maar het is ook gek als je dan na afloop van het festival je vrienden weer ziet, van wie je af en toe wel een berichtje kreeg maar meer ook niet, en beseft dat zij ook dingen hebben beleefd. Niet dat zij nooit iets beleven, maar omdat je hoofd twee weken lang maar één richting op stond heb je dat even gemist. Letterlijk en figuurlijk. En dan is het wel weer heel fijn om na 2 weken je nek even te rekken en om je heen te kijken.

En nu? Nu gaat bijna iedereen vrijwel gelijk weer door met nieuwe projecten. Ik dacht dat ik in een zwart gat zou vallen omdat het ook zo plots afgelopen is, maar de helft zie ik over 2,5 week alweer op Oerol rondlopen! Hoezo einde? Gewoon lekker doorgaan! Ok, ik moet eerlijk zeggen dat ik uitkijk naar één dagje uitslapen en terrashoppen, maar daarna hoop ik jullie weer te zien op een volgend festival!

donderdag 13 februari 2014

SPRING blog 6: Tijd

Het ene moment ren je van hot naar her en probeer je alle vragen zo snel mogelijk te beantwoorden of dingen te regelen, en het volgende moment is het alweer voorbij. Dan bedoel ik niet het festival, want je kan nog steeds mooie voorstellingen zien en komen dansen, maar onze locatievoorstellingen. Behalve de installatie van Dries Verhoeven, waren Quarantine, Benjamin Vandewalle en Ligna allemaal geprogrammeerd op de afgelopen drie dagen. En dus nu alweer vertrokken. Zo snel kan dat gaan. Ik probeer altijd zoveel mogelijk in het moment te leven en mezelf niet voorbij te rennen, maar alsnog heb sta ik versteld over hoe snel het kan gaan. En misschien wel juist omdat ik in het moment leef dat dat het contrast tussen het ene moment helemaal opgaan in de voorstellingen en het andere moment klaar zo groot maakt.

In Ieder geval, wat voor mij ook dit festivalwerk leuk maakt is het contact met de groepen. De ene groep kan je zo veel mogelijk hun eigen gang laten gaan, omdat je merkt dat ze alles zelf goed geregeld hebben en ook praktisch hun eigen dingen kunnen oplossen. Het enige wat je dan hoeft te doen is een paar kleine vragen beantwoorden, ze in contact brengen met de juiste mensen en elke dag even langslopen om te vragen hoe het gaat. Zo makkelijk als een eitje bakken. Een andere groep is lastiger in de communicatie en planning, waardoor je er het liefste bij elk begin en einde even bij bent om zeker ervan te zijn dat iedereen goed geïnformeerd is en alles loopt.

Toch, in beide gevallen, heb ik echt het idee gehad dat we samen met de groepen iets hebben neergezet. Een dergelijk contact gaat vaak ook verder dan de zakelijke afspraken: een grapje hier en een biertje daar. Dit kan ook bijna niet anders aangezien we soms om 01:30 uur in de nacht met elkaar belden, en dan weer om 09:00 uur ’s ochtends.

Vandaag was waarschijnlijk de laatste echt lange werkdag: om 00:30 uur was de keukentent weer helemaal leeg was, waren de spiegelwanden uit elkaar gehaald en de telefoons in hun doos ingepakt. Na een laatste grapje en biertje met Quarantine en de Benjamin Vandewalle ben ik tevreden mijn bed ingedoken.

De voorbereidingen zitten er op, de bezoekers komen, de voorstellingsdagen zijn er! Weer een spannend moment: hoeveel kaarten zijn er verkocht? Ben ik niets vergeten? Welke instructies hebben eventuele vrijwilligers nodig? Zal alles het blijven doen? Heeft het het bedoelde effect? Zoals altijd kan je van te voren niet voorzien wat er fout kan gaan of zal gaan. Bij de voorbereidingen voor de voorstelling Birdwatching 4×4 is bijvoorbeeld niet alles geheel smooth verlopen. Voor Birdwatching 4×4 gaan 20 mensen in een soort kamertje op wielen zitten, die vervolgens door een elektrische karretje door de stad wordt gereden. En dit laatste heeft voor wat extra kopzorgen gezorgd. Wat namelijk bleek, is dat het elektrische karretje niet zo goed tegen grote hoeveelheden regen kon. En de groep van Benjamin Vandewalle was in Utrecht om te repeteren op donderdag en vrijdag: allebei dagen waarbij het water uit de hemel stortte. Nu was er voor Utrecht als een ander elektrisch karretje gehuurd, omdat de straten hier wat oneffen zijn, maar er was geen rekening gehouden met de hoeveelheden water (of ze hadden een slecht exemplaar meegekregen). Kortom: na pogingen met het wisselen van accu’s en dergelijke donderdag, kwam het karretje vrijdag helemaal niet meer vooruit. En dat is dan één dag voor de voorstellingen. Gelukkig heeft Joost, mijn ervaren productieleider, zich hierover gebogen en kunnen regelen dat er vrijdagavond nog een nieuw karretje gebracht kon worden, waardoor ze vrijdagavond en zaterdagochtend nog konden repeteren. Pfieuw, net op tijd. En het is zo fijn als je merkt dat de bezoekers van zaterdag geen idee hebben van de stresssituatie die er 24 uur ervoor nog was. Het karretje rijdt en de voorstelling is errug leuk. Ik ben zaterdagavond om 23:00 uur meegegaan en de interactie tussen de dansers en (dronken) voorbijgangers leverde regelmatig grappige situaties op.

Een andere onvoorziene situatie die zaterdag tijdens de eerste voorstelling naar voren kwam was bij Ligna, Walking the City. Geen stresssituatie zoals bij Birdwatching 4×4, maar een die te maken had het effect van de voorstelling op de bezoekers. De twee mannen van Ligna merkten dat de mensen, die met een telefoon en oordopjes de stad in worden gestuurd, erg als één groep bij elkaar bleven. Omdat dit niet de bedoeling is, wilde ze drie zinnen toevoegen aan de tekst die de bezoekers te horen krijgen. Of iemand die zinnen even in het Nederlands wilde inspreken (ze zijn zelf Duits)? Aangezien de aanwezige vrijwilligers allemaal mijn kant op seinde, was ik het slachtoffer. Op een gegeven moment in de voorstelling hoor je ineens mijn stem die zegt: “Laat de groep achter, ga je eigen weg”. Natuurlijk heb ik hier 200 euro voor gevraagd, helaas niet gekregen… Verrassend genoeg kan dit dus ook onderdeel zijn van ‘productioneel werk’!

In bovenstaande artikelen beschrijf ik hoe ik voorstellingen beleefd heb en welke thema's me opvielen. Thema's om verder over na te denken of na te praten.

In these articles, I write about my experience going to dance and theatre pieces and what where remarkable themes in the pieces to think and talk about.