Eveliens PodiumPraat
Dans & theater door de ogen van Evelien van de Sanden.Dance and theatre experiences by Evelien van de Sanden
Archief voor november, 2015
Gezien: Start again van Nederlands Dans Theater 1
op 13 november in de Stadsschouwburg Amsterdam
geschreven voor 8Weekly, www.8weekly.nl
Het Nederlands Dans Theater 1 opent dit seizoen met het programma Start Again, met behalve werk van Lightfoot en León ook The Missing Door van Carrizo en een première van Chartier genaamd The lost room. Deze drie choreografieën maken van Start again een avond vol suspense en indrukwekkende dansfrases.
De voorstelling begint met The missing door van Gabriela Carrizo, dat zij in 2013 speciaal voor het NDT 1 creëerde. We zien een kamer met vijf deuren en een raam, wat op het eerste gezicht lijkt op een crime scene: een man in de hoek met bloed op zijn shirt en een vrouw die met haar gezicht naar beneden op de grond ligt. De opvolgende scènes hebben veel weg van een Hitchcockhorrorfilm: Hitchcock omdat het een flashback lijkt te zijn van hoe deze mensen dood zijn gegaan, in een grauwgroene setting waarin iedereen zich verdacht gedraagt, en horror omdat er onverklaarbare dingen gebeuren, zoals bewegende attributen en deuren die open en dicht slaan.
Een gedanste filmische ervaring
De dansers rennen of vallen naar binnen of worden de kamer in geblazen, om vervolgens na hun solo of duet weer door een van de deuren te verdwijnen. Tijdens de dansfrases draaien ze zich uit het niets in de meeste verwrongen, onnatuurlijke houdingen. In een magnifiek duet van Marne van Opstal en Meng-Ke Wu, lijkt Meng-Ke een levenloze pop die met een flinke snelheid en souplesse door de ruimte bewogen wordt door Marne. De dansers zijn in dit werk dan ook meer dan danser: ze zijn personages in het verhaal, zoals de conciërge of de schoonmaakster. Behalve dat ze prachtig kunnen bewegen en een sterke sfeer kunnen neerzetten met hun energie en uitstraling, kunnen ze dus ook acteren! Samen met het indrukwekkende lichtontwerp van Tom Visser is deze choreografie een overtuigende filmische ervaring waarbij je op het puntje van je stoel moet zitten om niets te missen.
Special effects en flash forwards
The lost room van Franck Chartier is een reactie op The missing door en tussen de twee stukken door zien we hoe de grauwgroene ruimte wordt omgebouwd tot een standaardhotelkamer met bed, kast en balkon. Chartier mixt net als Carrizo horror met humor. Dit lijkt in eerste instantie misschien een gekke combinatie, maar door middel van herhalingen en verrassingen, zoals een man die blijft verschijnen achter de kastdeur en dansers die door de kleinste deurtjes in de wand verdwijnen, gaan die twee goed samen zonder elkaar af te zwakken. Het is verbazingwekkend hoeveel verschillende speciale effecten ze creëren. Hierbij moet je denken aan het ‘wankelen’ van de kamer van links naar rechts of bijvoorbeeld storm waardoor ze wegwaaien. Dit is alleen overtuigend als het tot in de puntjes goed wordt uitgevoerd. En dat doen ze. Waar The missing door een flashback is, lijkt The lost room vol te zijn van flash forwards: een surrealistische blik in de toekomst.
Projectie, dans en meel
De avond eindigt met Stop-motion van Lightfoot en León: wederom een spannend werk waarin de emoties verdriet en vastberadenheid centraal staan. In Stop-motion brengen Lightfoot en León vele elementen zo goed samen dat er een sterke sfeer en duidelijke spanningsboog ontstaat: projectie, dans, expressie, licht, decor en meel. Het meel, wat ze vanaf de grond door hun bewegingen laten opstuiven, geeft een rookachtig, wazig makend effect in de lucht. Het enige minpuntje van de avond zit in de uitvoering van dit laatste werk, wat soms net niet helemaal gelijk ging. Verder maken de precisie en energie van de grandioze dansers, samen met het lichtontwerp en decorgebruik, Start Again tot een intrigerend programma, waarin het NDT1 laat zien wat het allemaal kan. En dat is veel.
Geschreven voor Moving Futures Festival, www.movingfutures.nl
Wat is postmoderne dans en hoe ervaren wij dat? Dit was de vraag die centraal stond tijdens de workshop The Work in dialogue op vrijdag 13 november in de salon van de stadsschouwburg Amsterdam. Zeynep Gündüz en Sanne Wichmann leidden deze workshop waarin ze theorie en praktijk combineerden. Het doel was om de hedendaagse dans, en specifieker de choreografieën van de jonge makers die geprogrammeerd zijn tijdens Moving Fututres Festival, te bespreken en begrijpen.
Verschillende Sylphides
De workshop begon gelijk met een opdracht. We moesten rondlopen door de kleine ruimte en wijzen naar opvallende elementen. Hierdoor waren we gelijk scherp en in actie gezet. Vervolgens werden er op projectieschermen twee versies van Les Sylphides getoond: de originele van Michel Fokine en de versie van Nicole Beutler uit 2007. Wat is het verschil? Welke elementen zijn daarin belangrijk? Met elkaar bespraken we de kleding (balletjurk versus gewone kleding), de dansrichting van de dansers (frontaal versus rondom), de plaatsing en participatie van het publiek (afstand tussen podium en stoelen versus leunen op publiek voor draaien bijvoorbeeld). Vanuit daar spraken we al snel over het verschil tussen ballet en moderne dans, namelijk dat een balletdanser licht als een veertje moet lijken terwijl de moderne danser ook zwaartekracht mag voelen en mag zweten.
Aristoteles versus Lehmann
Vanuit deze verschillende versies van Les Sylphides maakte Zeynep het bruggetje naar de theorie van Hans Thies Lehmann genaamd ‘postdramatisch theater’. Dit is theater waarbij de regels van Aristoteles betreffende de tragedie, het drama, niet meer gelden. Bijvoorbeeld een werk zonder duidelijk verhaallijn met begin, midden en eind en geen verdeling in karakters die op een logische wijze ontwikkelen. Deze theorie van Lehmann is op dit moment nog altijd een belangrijke leidraad voor hoe we naar alles in het theater kijken, volgens Zeynep. Het geeft makers een heleboel vrijheid, bijvoorbeeld om het publiek te erkennen in plaats van de bekende vierde wand, en ze ook te gebruiken in hun werk, zoals Nicole Beutler deed door een danser op iemand in het publiek te laten leunen tijdens de dans.
En… actie
Voordat we een praktische opdracht kregen om hiermee aan de slag te gaan, keken we naar Boy o boy 2 van Connor Schumacher en Deu$/ex\m4chin4 van Fernando Belfiore. Beide makers staan geprogrammeerd tijdens Moving Futures festival dit jaar. We keken naar de aspecten betekenis (van spullen en gebaren/gewoontes), tijd en publieksparticipatie. Hoe gebruikt Schumacher de associaties van klassiek ballet in dit werk? Hoe wordt de mobiele stofzuiger in het werk van Belfiore ingezet en wat betekent dat? Vervolgens was het tijd voor wat actie. Sanne gaf ons de opdracht om onze naam en een gevoel in te vullen in de zin “My name is … and I feel …” en er een korte beweging of frase bij te bedenken. Dit gingen we vervolgens voor elkaar opvoeren, maar met kleine aantekeningen van Sanne erbij. Bijvoorbeeld drie tegelijkertijd terwijl ze verspreid door de ruimte staan of specifiek gericht naar iemand anders van de groep of terwijl ze naar het publiek toe of van het publiek weg lopen. Wat doen die verschillende aantekeningen met de perceptie van de beweging en de zin? Wanneer raakt het je meer of voel je je ongemakkelijk?
Hoe wij dans ervaren
Door deze opdracht en de vragen eromheen, ontstond er een levendig gesprek en/of discussie over de voorwaarden voor dans om je te raken. Is het al intiem als een danser dichtbij staat of is daar meer voor nodig? Kunnen wij, nu we zo gewend zijn om via een scherm iets te zien, een groot werk waarbij de vierde wand actief is, zoals het zwanenmeer, nog als ‘live’ zien? Of kijken we daarnaar zoals naar de televisie? Wat is eigenlijk de essentie van het verschil tussen ‘live’ kijken en via een camera? En als we spreken over je intiem en/of ongemakkelijk voelen, hoe belangrijk is het dan dat je weet dat het een danser/performer is? Wat is er nodig om een publiek mee te laten doen? Moet je sterk aangestuurd worden of juist vrijgelaten om de keuze zelf te kunnen maken?
Postdramatisch gesprek
Helaas moest de workshop na vijf kwartier aflopen, want er waren nog veel aspecten waar we langer over hadden kunnen praten en/of uit te proberen op de vloer. Binnen die vijf kwartier hebben we zelf ervaren hoe het voelt om op te treden in verschillende vormen en onze ervaringen daarvan als publiek met elkaar kunnen delen en bevragen. Dit alles met de theorie van postdramatisch theater in ons achterhoofd.
Gezien: Priscilla, queen of the desert (Engelstalige cast uit Londen)
op woensdag 11 november 2015 in Carré, Amsterdam
Gisteravond ben ik naar de première van de musical Priscilla, queen of the desert geweest in Carré. Het was al even geleden sinds ik naar een musical ben geweest. Dat deed me denken: hoe zit het eigenlijk met de status van de musical vandaag, ten opzichte van de andere podiumkunsten?
Enkele jaren geleden was de musical een booming business en had iedereen het erover. Zelf ben ik al fan van musicals sinds ik me kan herinneren. Maar ik kan me ook herinneren dat fan zijn van musicals echt ‘not done’ was toen ik aan mijn studie theaterwetenschappen begon. Musical werd simpelweg alleen gezien als plat vermaakt en daardoor eigenlijk niet interessant voor de wetenschap, voor mijn gevoel. Daar is de jaren daarna aardig wat in veranderd, onder andere door de verassende en populaire musicals van Stage Entertainment opgericht door Joop van den Ende. Inmiddels zijn we in Nederland meer gewend geraakt aan enorme producties zoals bijvoorbeeld Soldaat van Oranje. Het blijft me verbazen dat ze de draaiperiode daarvan maar blijven verlengen! Is iedereen daar niet inmiddels voor de 2e keer naartoe geweest?
Volgens mij heeft de populariteit van de musical wel een verandering teweeg gebracht in de wereld van de podiumkunsten. En ik denk dat veel theatermakers nog steeds kunnen leren van de manier waarop musical de grenzen tussen podium en het publiek laat vervagen, vooral als het gaat om het gebruik van de ruimte. Sommige musicals hebben decors die ver tot in het auditorium rijken, of er vinden hele scènes plaats achter, naast of zelfs boven het publiek. Er worden werelden gecreëerd door middel van decor, licht en multimedia, waar je niet anders kan dan erin ondergedompeld worden. Natuurlijk zijn er ook toneelstukken die ook die grenzen tussen podium en publiek laten vervagen, maar ik ben nog niet naar een toneelvoorstelling geweest waarbij dat net zo sterk werkte als in een musical. Is de magie van muziek en een pakkende melodie nodig om helemaal weg te zakken in de fantasie/verbeelding van musical?
Bij Priscilla, queen of the desert werd deze magie der verbeelding versterkt door middel van vier discoballen verdeeld over het auditorium. Het effect van de stippen door de hele ruimte maakt het één: de grens tussen podium en auditorium vervaagde. En hoewel het decor vrij schaars was, spraken de kostuums des te meer tot de verbeelding. Ze gebruiken dermate ‘bekende’ kostuums dat je aan de hand van de associaties erbij, je de rest van de ruimte kon inbeelden. Bijvoorbeeld wanneer er zes mannen in pakjes met verentogen opkomen, de klassieke ‘showkleding’: er is niet meer nodig om de rest van de setting, een podium en een rokerig café, in je eigen verbeelding erbij te zien. Enorm overtuigende kostuums samen met muziek, zang en dans kan je dus ook al helemaal laten wegzakken in die verbeelding, heeft Priscilla, queen of the desert bewezen. Zeker als je je beseft dat het mannen waren in vrouwenkleding!
Dus wat maakt nou dat je je bij musicals zo makkelijk laat meeglijden in de fantasie? Een goede cast? Of gaat het in essentie om de verwachting die je hebt, en dus de manier waarop je naar een musical kijkt? Een manier die voortkomt uit de gedachte dat een musical ‘slechts’ vermaak is? Ik ben benieuwd wat er zou gebeuren als je een musical zou bezoeken zonder dat je weet dat dansen en zingen een hoofdrol spelen in het werk. Maar dat voor een volgende keer.
Gezien: Pushing the Wheel van Ann van den Broek
op 3 november 2015 in de Rotterdamse Schouwburg
geschreven voor 8Weekly, www.8weekly.nl
Ann van den Broek maakt 15 jaar choreografieën en dat viert ze met een minifestival in de Rotterdamse Schouwburg, waarbij verschillende werken van haar groep WArd/waRD te zien zijn. Onderdeel van dit programma is de première van Pushing the wheel, waarin ze terugkijkt op haar werk tot nu toe.
Het beginbeeld is wat normaal gesproken plaatsvindt voordat het doek opengaat: al het werklicht is aan en de dansers, muzikant, cameraman en Ann leggen alle rekwisieten op de juiste plaats. Op het podium verschijnen twee geluidsmatten, acht kledingrekken met kleding en veel schoenen. Wie eerder werk van Ann heeft gezien, herkent gelijk de verdeling: elk kledingrek staat voor één productie, zoals bijvoorbeeld het rek met de rode en witte kleding van The Red Piece uit 2013.
Feest der herkenning
Hier begint het feest van herkenning van het oeuvre van Ann van den Broek, waar Pushing the Wheel om draait. Ook in de opvolgende scènes worden kleding, frases en opvallende beelden uit haar afgelopen choreografieën afwisselend getoond. Hiervoor gebruikt ze verschillende vormen op een magnifieke manier, zoals we ook eerder gezien hebben in The Black Piece uit 2014: live dans, live beeld via de cameraman, vooraf opgenomen beeld en het spel met licht en donker. Er gebeurt veel tegelijkertijd, maar door bijvoorbeeld het licht van haar zaklampje of de beelden van de camera geeft ze je houvast waar je moet kijken.
Multimedia en soundscape zorgen voor spannende sfeer
Deze goede combinatie van live en niet live maakt dat je op het randje van je stoel zit en dat je wordt gedwongen om te multitasken tussen alles wat er te zien en te horen is. Bijvoorbeeld hoe de cameraman precies langs dezelfde kledingrekken loopt zoals in het voor opgenomen beeld: je ziet hem lopen, maar je ziet niet op het podium wat op het opgenomen beeld toont. Hierdoor is de connectie tussen het beeld en wat er live op het podium gebeurt sterk en blijft het interessant. De combinatie van live en niet live komt ook terug in de muziek. De rode draad door het werk is het nummer Jubilee street van Nick Cave and the Bad Seeds. Dit nummer wordt aangevuld door Nicolas Rombouts achter een mixtafel en het ritme van de bewegingen die de dansers maken op de geluidsmat. Deze soundscape past goed bij de spannende en donkere sfeer van de Pushing the wheel.
Schizofrene trip
Hoewel de samenwerking tussen de in media erg krachtig en overtuigend is, ontbreekt in de eerste helft van het werk wat afwisseling in de energie van de dansers. We zijn lange spanningsbogen gewend in het werk van Ann, maar als je niet of slechts deels mee kan doen met het feest der herkenning, is de spanningsboog in het eerste deel te lang gerekt. Dit maakt ze goed door de energie flink op te bouwen richting het eind van het stuk. Dan wordt alles ten volle ingezet: de muziek, het geluid van het stampen, de herhalende bewegingen, live gezang door de microfoon en wisselende extreme expressies op de gezichten van de dansers. Een uitbarsting die ik het beste kan omschrijven als een schizofrene trip waarin je helemaal mee kan gaan.
Meekijken met Ann
Het enige wat mij tegenhoudt om in de waterval van expressie mee te gaan is Ann zelf, die op het podium aantekeningen maakt op een geluidsmat-krijtbord. Hiermee maakt ze de link tussen zichzelf en haar publiek compleet: we kijken met haar mee naar haar oeuvre tot nu toe. Met de woorden “I am glowing, I am transforming”, oude foto’s van haar werk en een blik langs de kledingrekken van haar vorige producties, sluit Ann Pushing the Wheel indrukwekkend en bevredigend af.
Geschreven voor Moving Futures Festival, www.movingfutures.nl
Yonder van Jasper van Luijk ging afgelopen vrijdag 30 oktober in première en is “een choreografie over de onoverkomelijke relatie tussen mens en tijd”. Tijd, zo geeft Jasper toe, is en blijft een ongrijpbaar aspect. Dat fascineert hem en daarom hij heeft besloten om er een jaar onderzoek aan te wijden. Hoe en op welke verschillende manieren kan je tijd ervaren en hoe ligt de relatie tussen performer en publiek als het gaat om de beleving van tijd? Yonder is de eerste van drie choreografieën die in het teken staan van dit onderzoek. “Het is niet dat ik een conclusie over tijd wil aangeven aan het publiek, want daarvoor is het veel te ongrijpbaar voor mij. Ik heb geprobeerd verschillende facetten vorm te geven”.
Cylci en tijdssprongen
De meest gebruikte manier waarop we ‘tijd’ kennen is de meetbare manier: jaren, dagen, uren, seconden. Dit hebben we ook nodig om ons leven structuur te geven, meent Jasper. “Maar wat als je dat uit elkaar zou trekken. Misschien kunnen wij niet bepalen wat het begin en het einde van iets is.
Wat als je tijd zou zien als cycli.” Hiermee doelt hij op een cyclus zoals de seizoenen en dat wanneer iets sterft, het weer voedsel is voor iets of iemand anders om van te leven. Dit zijn twee manieren om naar tijd te kijken, die Jasper de lineaire tijd (uren, dagen) en de circulaire tijd (cycli) noemt. Behalve deze twee gebruikt hij nog een andere belevingen van tijd wat hij gefragmenteerde tijd noemt: “Gefragmenteerde tijd heeft voor mij te maken met wat je meemaakt en wat je niet meemaakt.” Het is de benaming van sprongen in je tijdsbeleving, zoals een dejá vu, jetlag, black-out of het gevoel dat het al 11 uur zou moeten zijn, terwijl het nog maar 8 uur is, of andersom. “Eigenlijk zijn het die drie belevingen van tijd, en daarin altijd een cyclus van geboorte en sterven, of een gevecht daartussen, wat we proberen neer te zetten.” Deze drie vormen van tijdsbeleving zet Jasper in Yonder dus in relatie met een bepaalde tijdsspanne van één mens: van geboren worden, groeien en sterven. Hierdoor benadrukt hij ook het menselijke van het ongrijpbare aspect ‘tijd’.
Vertrouwen en keuzevrijheid
Voor zover de theorie en achtergrond. Hoe is Jasper hier nu mee aan de slag gegaan? “Ik schrijf een concept en dan vraag ik [aan Jefta]: vind je dit interessant en kan je hier iets mee? En hij ging hier gelijk heel erg in mee.” Het repetitieproces is altijd een samenwerking, vind Jasper, tussen hem en zijn danser(s). Hij vindt het daarom belangrijk dat er een goede vertrouwensband is tussen hem en zijn danser(s) en laat ze veel vrij om zelf in te vullen. “Ik ben de laatste twee jaar erg op zoek naar welke keuzes je als danser maakt binnen het materiaal: hoeveel vrijheid en ruimte kan je opzoeken als performer in timing, energie, introvert/extrovert. Wel trouw blijven aan de bedoeling van het werk, maar daarbinnen als performer het actuele moment erkennen en zeggen: wat ga ik doen om mezelf te verassen terwijl ik perform, in plaats van doen wat ik moet doen.” Bijvoorbeeld voor de openingsscène van Yonder. In deze scène maakt Jefta een bepaalde ontwikkeling door, hij groeit van ontwaken/geboren worden tot volwassen/rechtop staand, waarvoor hij het licht en de muziek gebruikt. De aspecten van deze scène staan vast, maar de exacte bewegingen en tijd die Jefta nodig heeft om deze ontwikkeling zo eerlijk mogelijk te doorgaan, en hierin het publiek mee te nemen, is aan hem. Daardoor zal de scène de ene keer negen minuten duren en de andere keer elf. Voor Jasper is het belangrijkste dat hij het publiek mee kan nemen in zijn beleving.
Vrijelijk associëren
Dit gegeven, waarin hij dansers zelf in het moment keuzes laat maken, gebruikt Jasper voor veel van zijn voorstellingen. Het beoogde effect is dat het nooit een enkel herhalend werk wordt, maar het spannend blijft voor de danser(s) en hemzelf. Want, geeft Jasper aan, het is misschien niet mogelijk om tijd te manipuleren, maar het is wel mogelijk om keuzes te maken over wat je met je tijd doet en hoe je het beleefd: “Vaak leef je maar gewoon een beetje. Je wekker gaat en je moet wat op die dag. Zonder bewust te zijn. Ik geloof niet dat je tijd kan manipuleren maar je kan wel jezelf manipuleren ten opzichte van de tijd die je beleefd of de tijd waarin je bepaalde keuzes kunt maken.” En dat laatste is voor performers erg interessant, vind Jasper. “Je kunt dan elke keer heel actueel keuzes maken die je niet meer kunt terug nemen en die je wel deelt met het publiek.” Wat voor Jasper nieuw is aan deze choreografie, in vergelijking met zijn vorige werk, is dat hij de blik van de kijker niet te veel wil sturen. “Het eerste wat je moet doen als je het hebt over tijd, is de mensen de tijd te geven om in de beleving te komen. Om een studie naar detail te doen of te kijken: wie is die performer, kan ik daarbij?”, zegt Jasper. Door het publiek een langer moment te geven om te wennen aan bepaalde scènes, laat hij ze vrijelijk associëren en kennis maken met de verschillende facetten van tijd. Hij wil daarin ook niet vertellen wat zijn visie is, maar het publiek meenemen in de verschillende fases van de tijdsbeleving van de danser.
Ruimtelijke tijd
Tijd krijgt in het werk van Jasper ook een duidelijke ruimtelijke vorm. In Yonder is dat voornamelijk door het gebruik van licht op en rond het lichaam van de naakte danser. De invulling van de ruimte bestaat uit een stuk of zes lampen die hangen aan lange draden, waardoor Jefta ze zelf in beweging kan brengen. “Als je drie lampen een zwengel geeft in de ruimte en je ziet de lichten verplaatsen en zoeken, dan krijg je een hele andere notie van tijd. Je kunt met de hardheid of zachtheid van het lichaam in combinatie met licht en geluid mensen laten schakelen naar een andere tijdbeleving”, vertelt Jasper. In zijn aankomende werk, deel twee en drie van het onderzoek, wil hij dit verder gaan uitwerken, door ook de relatie tussen tijd, dans en technologie te bevragen.
Recente reacties